En God schiep de tram...
“Hé, ik zie jou in de ruit!” zegt hij tegen mij.
“Ik ook!” antwoord ik.
Hij kijkt vol ongeloof naar de ruit en ervaart zijn eerste nederlaag. Een kortstondige ontgoocheling maakt zich meester van hem, maar na enkele seconden herpakt hij zich en gooit het onderwerp om.
“Kijk daar, de maan. Weet je, die volgt mij overal”.
Ik vraag hem of hij daar wel zeker van is.
“Tuurlijk” antwoordt hij en zakt door zijn knieën.
“Heb je ze zien zakken?”
Ik krijg geen mogelijkheid om zijn stelling in vraag te stellen maar merk terzijde op dat het toch maar een paar centimeters betrof.
Gelijkspel.
“Zie jij soms de sterren?” vraagt hij.
“Ja, soms, maar nu zijn ze niet te zien”.
“Ach, het is nog niet donker genoeg. Maar ’s nachts zie je ze wel, hé?”
“Hoor je dan niet te slapen?”
“Nee, ik ga dan gewoon op straat en kijk naar de hemel en zie alle sterren. Weet je, het zijn mijn vrienden, die sterren.”
Hij heeft een ‘talisman’ in de ene hand en een rekkertje met snoepjes in de andere hand. Hij eet iets te gretig van het snoepgoed en zijn enthousiasme maakt dat er af en toe wat brokken in mijn richting geprojecteerd worden. Hij ziet mijn blik, maar negeert die.
Winst voor hem.
“Ik ben…” en hij houdt de vingers wijd open en begint te tellen. Na wat reken- en verbeterwerk toont hij mij één volle hand en één duim. "Zes jaar".
“God heeft alles gemaakt”, zegt hij met de nadruk op ‘alles’. De tram, de weg, het water. Ik bekijk hem sceptisch en ga akkoord voor het water. Maar God heeft niets te maken met de weg en zeker niet met deze tram.
“Toch wel, God heeft deze tram gemaakt”.
Zijn tweede nederlaag.
Hij probeert nog steun te vinden bij zijn moeder, die uiteraard beaamt dat God de tram schiep.
De volgende halte moeten ze afstappen en daar gaat alle aandacht naar.
Net voor de deuren opengaan, bemerkt hij dat ik op iemand lijk die hij kent. Een beetje geïrriteerd begint hij tegen zijn moeder en mij te grommen. Alsof ik hem al die tijd in de maling genomen heb… Aan de halte kijkt hij nog even kwaad achterom terwijl moeder hem naar de deuren duwt.
“Er zijn wel meer mensen die op elkaar lijken”, hoor ik zijn moeder zeggen terwijl ze uitstappen.
Alle sterren zullen hem vannacht moeten bijstaan om deze nederlaag te verwerken.
“Ik ook!” antwoord ik.
Hij kijkt vol ongeloof naar de ruit en ervaart zijn eerste nederlaag. Een kortstondige ontgoocheling maakt zich meester van hem, maar na enkele seconden herpakt hij zich en gooit het onderwerp om.
“Kijk daar, de maan. Weet je, die volgt mij overal”.
Ik vraag hem of hij daar wel zeker van is.
“Tuurlijk” antwoordt hij en zakt door zijn knieën.
“Heb je ze zien zakken?”
Ik krijg geen mogelijkheid om zijn stelling in vraag te stellen maar merk terzijde op dat het toch maar een paar centimeters betrof.
Gelijkspel.
“Zie jij soms de sterren?” vraagt hij.
“Ja, soms, maar nu zijn ze niet te zien”.
“Ach, het is nog niet donker genoeg. Maar ’s nachts zie je ze wel, hé?”
“Hoor je dan niet te slapen?”
“Nee, ik ga dan gewoon op straat en kijk naar de hemel en zie alle sterren. Weet je, het zijn mijn vrienden, die sterren.”
Hij heeft een ‘talisman’ in de ene hand en een rekkertje met snoepjes in de andere hand. Hij eet iets te gretig van het snoepgoed en zijn enthousiasme maakt dat er af en toe wat brokken in mijn richting geprojecteerd worden. Hij ziet mijn blik, maar negeert die.
Winst voor hem.
“Ik ben…” en hij houdt de vingers wijd open en begint te tellen. Na wat reken- en verbeterwerk toont hij mij één volle hand en één duim. "Zes jaar".
“God heeft alles gemaakt”, zegt hij met de nadruk op ‘alles’. De tram, de weg, het water. Ik bekijk hem sceptisch en ga akkoord voor het water. Maar God heeft niets te maken met de weg en zeker niet met deze tram.
“Toch wel, God heeft deze tram gemaakt”.
Zijn tweede nederlaag.
Hij probeert nog steun te vinden bij zijn moeder, die uiteraard beaamt dat God de tram schiep.
De volgende halte moeten ze afstappen en daar gaat alle aandacht naar.
Net voor de deuren opengaan, bemerkt hij dat ik op iemand lijk die hij kent. Een beetje geïrriteerd begint hij tegen zijn moeder en mij te grommen. Alsof ik hem al die tijd in de maling genomen heb… Aan de halte kijkt hij nog even kwaad achterom terwijl moeder hem naar de deuren duwt.
“Er zijn wel meer mensen die op elkaar lijken”, hoor ik zijn moeder zeggen terwijl ze uitstappen.
Alle sterren zullen hem vannacht moeten bijstaan om deze nederlaag te verwerken.
1 reacties:
I won't believe in heaven or hell
No saints, no sinners, no devil as well
No pearly gates, no thorny crown...
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage